Op 10 november organiseerde de JDRF een webinar in het kader van 100 jaar insuline. Internist-endocrinoloog Harold de Valk gaf een presentatie over verleden, heden en toekomst. De soorten insuline en de techniek zijn allemaal in ontwikkeling. Wat is en wordt de meest geoptimaliseerde behandeling? We vatten het hieronder kort samen én Harold de Valk geeft antwoord op de vragen waar op 10 november geen tijd meer voor was.
Heb je het webinar 100 jaar insuline gemist? Het is terug te kijken op onze website.
Naar het webinarHet verleden
In 1921 werd insuline uitgevonden, een levensreddende vloeistof. Vanaf 1922 werden de eerste patiënten ermee behandeld en daarmee was diabetes ineens niet meer direct levensbedreigend. De komst van synthetische insuline in plaats van dierlijke insuline was een grote innovatie. Deze insuline was stabieler in samenstelling. Ook kwamen er bloedglucosemeters. Hierdoor konden artsen patiënten voor het eerst ‘instellen’.
Heden
Op dit moment is er een uiteenlopend aanbod van diabeteshulpmiddelen. De een gebruikt pennen zonder sensor of een FGM (flash glucosesensor) en de ander kan en mag de nieuwste technieken, zoals een hybrid closed loop-systeem met insulinepomp en CGM (continue glucosesensor), gebruiken. Dit leidt tot grote verschillen in het HbA1c en de time in range (TIR) bij mensen met type 1 diabetes.
Die verscheidenheid is jammer, vertelt Harold de Valk, omdat nu al blijkt dat goede techniek werkt in het behalen van goede resultaten. Daarnaast blijft gezonde voeding en goed opletten van groot belang, zeker met 42 factoren die de bloedglucosewaardes kunnen beïnvloeden. De techniek werkt voor de meeste mensen nog niet ontzorgend, omdat de meeste systemen geen automatische glucagontoediening hebben. Kortom, het is met type 1 diabetes nog steeds hard werken om de bloedglucosewaarden goed te houden.
Toekomst
De komende vijf jaar zal innovatie vooral gaan over een groter en beter aanbod in hybrid closed loop-systemen. Hiervoor zijn een CGM en pomp nodig met daarin kortwerkende insuline. Hierna verwacht Harold de Valk, vanaf 2025 ongeveer, de kunstmatige alvleesklier als grootste innovatie waar mensen met type 1 diabetes gebruik van kunnen maken. Op de langere termijn zal het mogelijk gaan over genezing, maar daar zijn geen concrete jaartallen aan te verbinden.
Kortom, dat mensen met type 1 diabetes hoop hebben op het gebied van technologische ontwikkeling is terecht. Om iedereen te laten deelnemen aan deze technologische innovatie is het van belang dat de CGM voor iedereen wordt vergoed. Dat is nu niet het geval en essentieel om een goede gezondheid op korte en lange termijn te houden. Het is daarom nu nodig dat deze vergoeding er asap gaat komen.
Jullie vragen
Tijdens het webinar 100 jaar insuline kwamen veel vragen binnen via de livechat. We konden ze in de korte tijd die we hadden niet allemaal beantwoorden. Daarom hebben we Harold de Valk gevraagd alsnog antwoord te geven op jullie vragen. Zijn reactie lees je hieronder.
Hoe ver zijn ze met het implantaat voor bètacellen?
“Met dit implantaat bedoel je de laatste ontwikkeling waarbij bètacellen zo verpakt worden dat zij niet meer bereikbaar zijn voor de afweercellen. Die ontwikkeling duurt nog wel even, omdat:
- De bètacellen uit voorlopercellen gemaakt moeten worden, heel levensvatbaar moeten zijn en ook voldoende insuline moeten aanmaken. Als de individuele cellen weinig maken, heb je een groter implantaat nodig om voldoende insuline te kunnen maken dan wanneer je cellen hebt die veel insuline kunnen maken.
- Er dan ook een structuur moet komen, zodat de cellen niet aangevallen worden in het lichaam. Hierbij moet je denken aan een soort cellofaanverpakking of doorlaatbaar plastic.
- We dan ook nog moeten kijken of het in het echt werk.
Dus ja, dat duurt nog wel even.”
Welke soort insuline geeft de meest stabiele bloedglucose?
“Dat is lastig te zeggen. De oude humane insulines zijn minder stabiel dan de moderne analoge insulines. Analoge insulines zijn dus voorspelbaarder en er zijn geen grote verschillen tussen diverse merken. De kortwerkende insuline hebben een gelijk werkingsprofiel: de Fiasp en Lyumjev zijn in het algemeen wat sneller en korter van werking. Er zijn wel verschillen per persoon met type 1 diabetes.
De langwerkende insuline lijken ook op elkaar. Alleen de insuline Degludec lijkt de meest stabiele langwerkende insuline te zijn. Als je niet tevreden bent met een insuline, kun je makkelijk een andere proberen, in overleg met je behandelteam.”
Zijn er ontwikkelingen die kunnen helpen bij sterk stijgende bloedglucosewaardes in de vroege ochtend?
“Je doelt op het dawn-fenomeen, waarbij de bloedsuiker in de nanacht/vroege ochtend oploopt. Dit komt doordat je brein al in de nacht langzaam wakker wordt en hormonen gaat maken of laat maken door andere organen (bijvoorbeeld cortisol uit de bijnier). De insulineresistentie neemt daardoor toe en de bloedsuiker stijgt.
Je slaapt er doorheen, dus je kan er niet veel zelf aan doen. Alleen met een hybrid closed loop-systeem kan er wat aan doen. Bij het stijgen van de bloedsuiker gaat de hybrid closed loop meer insuline toedienen.”
Wat is de status van slimme insulines?
“Met slimme insulines bedoel je insuline die harder gaat werken als de bloedsuiker stijgt en vice versa. Volgens mij is de huidige stand dat die er nog niet is, maar dat op dit gebied wel initiatief wordt genomen. Maar ook als het zou lukken: het duurt nog wel even.”
Waarom worden ‘startende’ mensen met diabetes niet gelijk getest op of ze type 1 of type 2 hebben?
“Dit hangt af van de leeftijd. Ben je onder de 30-40 jaar als je ‘start’, dan heb je waarschijnlijk type 1 diabetes. Dan moet je volgens de richtlijnen wel de bètacel-antistoffen bepalen om de diagnose te bewijzen. Bij mensen boven de 40 jaar nemen we aan dat het om type 2 diabetes gaat. Dan is het niet gebruikelijk om antistoffen te meten. Het ontstaan hiervan gaat veel langzamer dan bij type 1 en de behandeling met pillen geeft meestal een goed resultaat.
In het algemeen geldt ook dat wanneer er iets ‘raars’ is aan iemand met diabetes, de noodzaak er wel is om nog eens goed na te denken en eventueel aanvullend onderzoek te doen. Dan gaat het bijvoorbeeld om mensen met een bepaald patroon van overgeving, een jong iemand met type 1 diabetes en extreem overgewicht of iemand met type 2 diabetes die binnen een paar weken tot twee à drie maanden insulinebehoefte ontwikkelt.”